25 april 2023 Jeen Akkerman
Denk groot als het gaat om de toekomst van de Nederlandse landbouw. Dan komen perspectieven naar voren die onze wereldwijde reputatie een nieuwe basis kunnen geven. Dat begint met een omgevingsbeleid dat onderscheid maakt tussen bodemgebonden landbouw en indoor voedselproductie. Twee fundamenteel verschillende ontwikkelrichtingen die elk andere vestigingseisen stellen. Daarom moeten we de komende decennia investeren in de herinrichting van stad en platteland. Zo kunnen we een voorbeeld zijn voor ‘grootstedelijke landbouw’ in andere dichtbevolkte delen van de wereld.
Jannemarie de Jonge is Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving. Ze adviseert de overheid gevraagd en ongevraagd over omgevingsbeleid, wat vroeger ruimtelijke ordening heette. Een uitdagende rol in een vol land waar landbouw en voedselproductie steeds heviger concurreren met andere prioriteiten zoals schone lucht, schoon water, biodiversiteit, infrastructuur, natuur, recreatie en voldoende woningen.
Om de Nederlandse landbouw, natuur en voedselproductie toekomstbestendig te maken is een diepgaand en langdurig proces nodig. Te vergelijken met de decennia van ruilverkaveling in de vorige eeuw. Een fundamentele aanpak om bedrijven zonder toekomstperspectief te saneren; maar vooral om de Nederlandse landbouw met zijn kennissysteem door te ontwikkelen tot proeftuin voor al die metropolen in de wereld die vroeg of laat tegen vergelijkbare problemen aanlopen.
Boeren deugen
De actuele stikstofproblematiek is een symptoom van een breder probleem: de Nederlandse landbouw overschrijdt de grenzen van de natuur. Vervuiling van bodem en water en uitstoot van broeikasgassen bedreigen niet alleen de planeet, maar tasten ook het opbrengend vermogen van de bodem zelf aan.
“Let wel: de meeste boeren deugen. Ze werken niet zo intensief omdat ze dat leuk vinden. Ze zijn slaaf van een systeem dat uitgaat van maximalisatie van opbrengsten en dat onvoldoende rekening houdt met de draagkracht van moeder aarde. Veel boeren willen het anders, maar zien nog onvoldoende mogelijkheden”, benadrukt De Jonge.
Kennis van de vorige eeuw
De beschreven patstelling komt voort uit wat De Jonge het ‘traditionele landbouw-kennissysteem’ noemt: ontwikkeld en tot in de fijnste details uitgewerkt door Wageningse landbouwingenieurs. “Dat systeem was vooral gericht op opbrengst-maximalisatie en had onvoldoende aandacht voor de draagkracht van het natuurlijk systeem.” Vandaag is nieuwe landbouwkennis nodig, die gebruik maakt van wat we kunnen leren van de natuur: kijk naar de balans in het systeem, benut principes als veerkracht, kringlopen en symbiose. Kennis over de bodem gaat dus over de wisselwerking tussen fysische, chemische én biologische aspecten. “Landbouw hoort bij de levenswetenschappen, het is ‘levende natuur’-wetenschap.”
Keuzes
Dat gaat niet vanzelf, weet De Jonge. “Politieke keuzes zijn noodzakelijk. Als we de klimaatverandering willen aanpakken, moet de overheid de uitstoot van CO2 zwaarder belasten.” Iets dergelijks speelt rondom de gewenste verschuiving van het voedselpatroon naar minder vlees en meer plantaardig. “Dat gaat niet lukken met reclamespotjes”, stelt De Jonge. Groente goedkoper en vlees duurder maken, lijkt haar een beter idee. Zo’n verschuiving is ook nog eens veel gezonder.
“Je ziet het nu ook met energie. We weten al jaren dat we moeten besparen, maar pas op het moment dat Poetin aan een knop draait en het gas veel duurder wordt, verminderen we ons verbruik wel met 25 procent.”
Gebiedsgericht
Hoewel de politieke daadkracht in de actualiteit soms ver te zoeken is, verwacht De Jonge dat de nieuwe kaders voor de landbouw steeds duidelijker zullen worden. “Je ziet het nu bij stikstof, iets dergelijks gaat gebeuren bij de waterkwaliteit en bij de uitstoot van broeikasgassen. En vergeet niet dat sinds eind vorig jaar de Wet Dieren van kracht is, die vergaande eisen stelt aan het welzijn van landbouwhuisdieren.” Kortom: de uitdagingen voor boeren stapelen zich op, zeker in combinatie met verdroging en verzilting als gevolg van klimaatverandering. Dat vraagt om herbezinning, nieuwe verdienmodellen, klimaatrobuuste gewassen, innovatie en systeemverandering. Een van de voorwaarden is het anders inrichten van het landelijk gebied.
“Je ziet nu dat de lastige ruimtelijke keuzes rond de natuurdoelen op het bord van de provincies liggen met de zogenoemde gebiedsgerichte aanpak. Op zichzelf een begrijpelijke stap, maar dat heeft tijd nodig”, analyseert De Jonge.
“Op korte termijn de grote piekbelasters uitkopen, ook buiten de landbouw, is onontkoombaar.” En vervolgens zal de gebiedsgerichte aanpak evolueren naar een langduriger en diepgaander herinrichting dan velen zich nu realiseren, voorspelt de rijksadviseur.
Ontwikkeling en sanering
Ze trekt een parallel met het O&S-fonds dat in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de ontwikkeling van de landbouw stuurde in de richting van grootschaligheid en intensivering. “Er was destijds overeenstemming over het doel: meer goedkoop voedsel produceren en boeren die dat niet mee konden maken een uitweg bieden met vergoedingen voor bedrijfsbeëindiging.” Gecombineerd met de ruilverkaveling leidde dit tot een versnelling van de ontwikkeling in de toen gewenste richting. “Iets dergelijks kunnen we nu weer doen, op basis van de visie dat we toe moeten naar evenwicht met de natuur.” Concreet komt dat er op neer dat alle betrokken partijen in een regio aan tafel gaan en toewerken naar nieuwe vormen van landbouw en voedselproductie.
“Dus niet alleen de focus op uitkopen, maar de beschikbare miljarden inzetten om nieuwe perspectieven ontwikkelen met alle betrokken partijen: boeren, natuurbeheerders, waterschappen, gemeenten enzovoort. Partijen uit de stad mogen we daarbij niet vergeten. Dat gaat veel tijd, geld en inspanning kosten, maar kan ons iets geweldigs opleveren”, voorspelt De Jonge.
Herwaardering gezamenlijkheid
Wat is dat geweldigs dan? De Jonge wil het niet mooier maken dan het is. Er zullen boeren moeten stoppen met hun huidige bedrijfsvoering. Dat kan beëindiging betekenen, zoals ook nu al elke dag gebeurt door marktgedreven schaalvergroting. Maar ook omvorming, bijvoorbeeld van een gespecialiseerd veebedrijf met veel aankoop van voer-van-ver, naar een gemengd bedrijf met ook plantaardige voedselproductie.
“Voor de bodemgebonden landbouw moeten we veel preciezer kijken naar wat bodem, water en klimaatomstandigheden betekenen; welke gewassen kunnen we waar het best verbouwen, al of niet in combinatie met vee om gezonde mest te leveren.”
Omvorming kan ook gaan om aanvullende activiteiten zoals zorg en recreatie op boerenbedrijven, verkoop in korte ketens, biologische landbouw, gesloten kringlopen, beloning van systeemdiensten zoals natuurwaarden, schoon water en CO2-opslag. De combinatie van type ondernemer en locatie is bepalend. Gebiedsgerichte samenwerking wordt dan belangrijker, want ondernemers moeten elkaar aanvullen in plaats van beconcurreren. Samen kan je meer bereiken dan alleen. Het is een ontwikkeling die De Jonge “herwaardering van de commons” noemt. Het gaat daarbij om meer gemeenschappelijk organiseren van bijvoorbeeld marketing en verkoop, maar ook het collectief bezitten en/of beheren van machines of zelfs gronden. Wat vroeger de ‘meent’, ‘brink’ of ‘marke’ werd genoemd. De Jonge is zelf ook lid van een landcoöperatie waarin burgers investeren in gronden die aan een biologische melkveehouder worden verpacht.
“Je ziet steeds meer initiatieven ontstaan waarbij boeren samenwerken met groepen burgers, zoals bijvoorbeeld Aardpeer, Land van Ons, Wijland en Herenboeren. Dit past in de trend naar meer coöperaties en transparant samenwerken. Voor boeren kan het de financiering van grond of bedrijfsovername gemakkelijker maken.”
Grootschalige voedselproductie in gebouwen
Landelijk gebied met waardevolle bodems verdient bescherming tegen verstedelijking, maar grootschalige, industriele voedselproductie hoort hier evenmin thuis. Toch heeft ook doorontwikkeling van de hoogproductieve intensieve veehouderij die Nederland nu kent toekomst. Maar dan wel op geschikte plekken en in gesloten systemen die de omgeving niet belasten. Het zou zich in De Jonges visie moeten concentreren op specifieke locaties waar de industriële schaal wordt gecombineerd met circulariteit (diervoeding op basis van reststromen) en maximaal dierenwelzijn. Kipster op een industrieterrein?
“Zo zou je het kunnen noemen. Ik verwacht dat er in specifieke regio’s dit soort initiatieven kunnen ontstaan. De inventiviteit die onze agro-ketens tot nu toe aan de dag hebben gelegd, kan ook dit soort vernieuwende projecten opleveren.”
Ook innovatieve technologieën zijn in ontwikkeling. Zoals de zogenoemde precisie-fermentatie, wat draait om het benutten van gemodificeerde bacteriën voor de productie van bijvoorbeeld eiwitcomponenten in ons voedsel. Het kan helpen bij het terugdringen van de overmaat aan dierlijke producten in ons dieet.
Omdat grootschalige voedselproductie in gebouwen gepaard gaat met intensief verkeer is hiervoor net als bij andere industrie en de glastuinbouw, specifiek locatiebeleid nodig, gericht op benutting van de hoofdinfrastructuur en synergie tussen de bedrijven.
Keihard nodig
“We hebben dus niet alleen een kennisimpuls nodig voor de bodemgebonden landbouw in het landelijk gebied. Circulaire industriele productiesystemen zijn ook nodig om de wereld te voeden. Alleen maar extensieve landbouw zou leiden tot veel meer grondgebruik en dito natuurvernietiging”, motiveert Jannemarie de Jonge.
Voor de ontwikkeling van zo’n nieuw landbouw-kennissysteem hebben we de Nederlandse boeren keihard nodig.
“Als we in 2050 die 10 miljard mensen willen voeden zonder de planeet te gronde te richten, moeten we alle inzichten ten volle benutten: van agro-ecologische landbouw tot en met de nieuwste technologie.”
Proeftuin
Al deze ontwikkelingen bieden niet alleen nieuwe perspectieven voor boeren en agro-industrie, maar ook voor het kennis-systeem.
“We zijn dan vooral een proeftuin om te leren hoe je in een dichtbevolkt en verstedelijkt land binnen de draagkracht van de aarde voldoende voedsel kunt produceren. Dat wordt in mijn visie ons nieuwe exportproduct: kennis over voedsel voor metropolen. Vergeet niet dat al meer dan de helft van de wereldbevolking in steden woont. Die ontwikkeling gaat door, dus voor die nieuwe kennis bestaat een groeiende markt.”
LANDBOUW IN 2040 volgens Jannemarie de Jonge
- Ruimtelijk ontvlechten van bodemgebonden landbouw en grootschalige indoor voedselproductie
- Bodemgebonden landbouw afstemmen op bodem, water, natuur, klimaatomstandigheden
- Op kwetsbare bodems extensivering, inkomen mede uit ecosysteemdiensten
- Industrieel-circulaire intensieve veehouderij in indoor-hub
- Herinrichting landelijk gebied
- Meer gezamenlijk beheer/ eigendom van landbouwgrond (‘commons’)
- Meer plantaardige consumptie en productie
- Eiwittransitie met hulp van o.a. precisie-fermentatie
- Prijsprikkels/heffingen om klimaatdoelen te halen en gezondheid te bevorderen
- Export van kennis voor ‘grootstedelijke landbouw’
“Landbouw is ‘levende natuur’-wetenschap.”
Dit artikel is onderdeel van de reeks ‘Woordvoerders van de Toekomst’, die we met MaatschapWij en Jeen Akkerman maken en die mede mogelijk is gemaakt door het programma Duurzaam Door. Samen zetten we de visionairs die vooruit kijken én die nu al werken aan een gezonder voedsel- en landbouwsysteem in de spotlights. Lees ook het verhaal van Drees Peter van den Bosch, Dalila Sayd, Bregje Hamelynck en Geert van der Veer of lees hier het verhaal van Frederike Praasterink.