Een verbinder zijn tussen het nieuwe en het bestaande. Dat is wat Willem Lageweg beoogt met de Transitiecoalitie Voedsel, een samenwerkingsverband dat de ecologische, economische en sociale problemen van ons landbouw- en voedselsysteem aanpakt. “Het kan een lang en taai proces zijn voordat de veranderingen erdoor komen.”
Vanuit welke gedachte is de Transitiecoalitie Voedsel opgericht?
“Ten eerste vanuit de constatering dat het huidige landbouw- en voedselsysteem eigenlijk failliet is, als je alle maatschappelijke kosten, de ‘externaliteiten’, zou doorberekenen. Nu worden veel kosten van bijvoorbeeld uitstoot, biodiversiteitsverlies en ziekten die het gevolg zijn van het huidige systeem niet in rekening gebracht bij de partijen die deze effecten veroorzaken. Zouden we dat wel doen, dan lijden deze fabrieken, supermarkten en boeren grote verliezen.
Een tweede reden voor de oprichting is de behoefte om ondernemers en andere partijen die duurzaamheid en gezondheid centraal stellen een sterkere stem te geven bij de beleidsvorming. Wij bundelen hun krachten en dagen grote systeemspelers uit.”
Hoe gaan jullie te werk?
“We analyseren de huidige krachten en machten, doen concrete voorstellen en leggen verbinding tussen het nieuwe en het bestaande. We pikken de pioniers onder boeren, maatschappelijke organisaties en bedrijven in de voedselsector eruit en vragen hoe wij ze kunnen ondersteunen. We hebben een soort radar om dat soort mensen te ontdekken, en we hebben ook wel aantrekkingskracht op ze. Door ons grote netwerk hebben we goede toegang tot overheden, NGO’s en bedrijven die geïnspireerd of uitgedaagd willen of moeten worden. We brengen de pioniers naar plekken waar ze de ogen van anderen kunnen openen en zetten ze daar aan tafel. Zo ontstaat verandering.”
Hoever zijn we in de transitie?
“Er zitten meerdere fases in zo’n transitie. In de nul-fase kijken we naar pioniers als rare mensen die met rare dingen bezig zijn, zoals nu regeneratieve landbouw of destijds Fair Trade. Daarna volgt fase één waarin die pioniers enige zichtbaarheid beginnen te krijgen en klanten aan zich weten te binden. Vervolgens worden ze serieuze concurrenten voor de bestaande structuren, waarop er een fase volgt van afspraken maken om dat ‘nieuwe normaal’ te accommoderen. In de laatste fase worden de nieuwe uitgangspunten ook in wetgeving geborgd. Ik denk dat we nu ergens in die eerste fase zitten. De vernieuwers komen van onderop en stuiten dan op de bestaande structuren, de regime-spelers noem ik dat, en het kan een lang en taai proces zijn voordat de veranderingen erdoor komen.”
Gaat het snel genoeg?
“Het gaat veel te langzaam. Je krijgt overal te maken met krachten die het bestaande willen handhaven. Dat zie je in de landbouw, bij ondernemers en bedrijven, in de politiek. De mainstream landbouw beweegt wel, maar heel langzaam, zie nu bijvoorbeeld de problemen met stikstof en de slechte waterkwaliteit. De politiek zit al vijf jaar lang te klooien met het stikstofdossier, er is al die tijd feitelijk niets gebeurd, terwijl allang duidelijk was dat het niet meer houdbaar is. Daarbij laat de politiek zich ook nog eens veel te veel leiden door de schreeuwende minderheid en de belangen van grote commerciële partijen.”
Wat bedoel je daarmee?
“Het verzet van clubs als Agractie en Farmers Defence Force is natuurlijk heel heftig, en ze hebben LTO daarin meegetrokken. Natuurlijk is de overheid veel te verwijten: ze hebben slecht geluisterd en slecht afgestemd. Maar we mogen onze kritiek ook wel richten op de voormannen van die organisaties, met hun intimidatietactieken. Daar hebben ze trouwens ook veel maatschappelijk krediet mee verspeeld. Je ziet ook een verwijdering tussen bijvoorbeeld CDA en VVD en de boeren, waar een partij als BBB handig op ingesprongen is. Maar goed, dat heftige verzet is er gewoon en daar hebben we mee te dealen.”
Verbaast het je hoe heftig dat verzet is?
“Eigenlijk niet. We leven in een complexe tijd van chaos en crisis. We putten de Aarde uit, de kloof tussen een klein groepje haves en een heel grote groep have nots wordt groter. De have nots zie je terug bij de protesten van de Gele Hesjes, in de Toeslagenaffaire, in de proteststemmers van BBB en Brexit. Er is een trend in westerse samenlevingen: we zijn enorm gefocust op het individu, ons eigen genot is leidend, gekoppeld aan overheden die niet leveren en marktpartijen die vooral zichzelf verrijken. Grote groepen raken daardoor ontmoedigd en gedesillusioneerd. En je ziet dat in de politiek het leiderschap ontbreekt om te doen wat iedereen weet dat er moet gebeuren. Dat is zorgwekkend. Vaak is een periode van ongemak nodig voordat het betere kan aanbreken. Maar ik vraag me wel eens af hoelang die ‘barensweeën’ kunnen blijven duren.”
Je moet de hoop levend houden. Anders krijgen cynisme en fatalisme de overhand
Veel verzet en barrières, trage verbetering: hoe ga je daarmee om?
“Je moet kunnen leven met kleine stapjes. Biologische landbouw bestaat al meer dan dertig jaar en maakt nog steeds maar vier á vijf procent van de totale markt uit. Ekoplaza doet van alles op het gebied van sourcing en consumentengedrag, maar is nog steeds een kleine speler met een merkbekendheid die niet hoger is dan dertig procent. Het belangrijkste is, en dat heb ik geleerd van Jane Goodall: je moet de hoop levend houden. Anders krijgen cynisme en fatalisme de overhand. En de successen die er zijn, ook al is hun aantal nog klein, moet je koesteren.”
Noem er eens een paar.
“In de voedselsector denk ik bijvoorbeeld aan een merk als Tony Chocolonely, dat is een superbrand geworden. Fair Trade heeft een behoorlijke naamsbekendheid opgebouwd. Kipster, dat dierenwelzijn en kringlopen centraal stelt, laat goed zien wat er allemaal mogelijk is. TastyBasics is een merk met een mooie missie, ook al is het nog niet zo bekend. Zulke koplopers zoeken elkaar nu ook op, en dat begint ook op te vallen in het bedrijfsleven. Vroeger werden dat soort initiatieven wel door grote bedrijven omarmd om in de etalage te zetten: er werd goede sier gemaakt met zo’n maatschappelijk verantwoord merk, maar het eigen beleid van die grote bedrijven veranderde ondertussen niet. Dat is nu ook wel anders, er wordt meer verandering ingezet.”
Over veranderingen gesproken: hoe zie je de toekomst van de landbouwsector?
“In dit dichtbevolkte land moeten we echt belangrijke keuzes gaan maken in de ruimtelijke ordening. Bodem en water zullen veel meer gaan bepalen waar landbouw nog een plek heeft en waar niet, of veel extensiever dan nu. Ook de fundamentele discussie over grond in particulier eigendom en de commons, grond in gemeenschappelijk bezit, moeten we gaan voeren. Concrete veranderingen in de landbouw zie je nu bijvoorbeeld in de beweging ‘van dierlijk naar plantaardig’: minder veeteelt, meer akkerbouw, en minder voedselgewassen voor vee en meer voor mensen verbouwen. Ook de snelle groei van boer-burgerverbindingen zoals bij Herenboeren en CSA-bedrijven is hoopgevend. Daarnaast zullen boeren – naast hun productiefunctie – ook steeds meer kunnen verdienen met diensten. Denk aan zorgboerderijen, bed & breakfasts, CO2-opslag, recreatie. Tenslotte zie ik grote kansen voor boeren die gaan inzetten op gezond voedsel boven het maximaliseren van opbrengst en volumes. Er lijkt een relatie te bestaan tussen het microbioom in de grond, waarop gewassen worden geteeld, en het microbioom in de mens, dat onze gezondheid bepaalt. Dat is natuurlijk ontzettend fascinerend: er wordt nu veel onderzoek naar gedaan.”
Je wilt de inspirerende pioniers naar boven halen om de mainstream te overtuigen: heb je daar voorbeelden van op het gebied van landbouw?
“Ik denk meteen aan Jan Ham, een akkerbouwer in Nieuw-Vennep. Hij heeft 120 hectare waar hij graan, aardappelen, uien en bieten verbouwt. Daar had hij veel in geïnvesteerd, maar met de huidige marktprijzen zag hij dat hij dat niet ging terugverdienen. Hij vertelde me dat hij letterlijk om zich heen is gaan kijken. Hij zei: ‘Boeren hebben een hoog punt nodig om even om zich heen te kijken. In alle rust en met alle tijd.’ Wat zag hij? Letterlijk: verstedelijking, en overal drukke mensen. Toen is hij twee hectare opzij gaan zetten om er een zelfoogsttuin van te maken. Gewoon voor mensen die graag in de tuin pielen. Hij heeft nu tachtig voedselabonnementen. Hij zette wat varkens en kippen neer, een winkeltje voor vlees en eieren. Zijn vrouw begon een zorgboerderij en biedt mensen die dat nodig hebben nu een fantastische dagbesteding: meehelpen op de boerderij. Die twee hectare zijn nu stabiel zo’n veertig procent van Hams inkomen. Dit is een schoolvoorbeeld van wat ze meervoudige waardecreatie noemen. Plus: het levert enorme maatschappelijke en persoonlijke erkenning op. Dat is een immateriële beloning die boeren zoals Jan Ham buitengewoon waarderen.”
Mijn vader en grootvader waren zelf boeren, ik zag de liefde die ze hadden voor hun land. Hetzelfde zie ik terug bij heel veel pioniers in nieuwe vormen van landbouw
Op welke successen van de Transitiecoalitie Voedsel ben je het meest trots?
“We hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bundelen van krachten van vooruitstrevende boeren, bij een sterkere profilering van de korte ketens, bij het agenderen van de eiwittransitie en bij concrete voorstellen op het gebied van belonen en beprijzen. Zo is er een kamerbrede motie aangenomen om ketenspelers in de landbouw te verplichten om een deel van hun grondstoffen tegen meerprijs in te kopen bij boeren die aan hoge eisen van duurzaamheid voldoen. Dat voorstel komt direct voort uit één van onze rapporten. Daarnaast hebben we stevige inbreng gehad bij beleidsvorming op het gebied van de gebiedsgerichte aanpak, en het principe dat bodem en water sturend moeten zijn bij de vraag waar welke vorm van landbouw plaatsvindt. Ook hebben we bij de commissie Remkes onze inbreng kunnen leveren. En tenslotte hebben we een belangrijke bijdrage geleverd aan het voorstel om boeren met onafhankelijke begeleiding bij te staan bij de transitie die ze ook persoonlijk moeten doormaken om tot een toekomstbestendige bedrijfsvoering te komen. Dit is het zogenaamde project Boerenperspectief, waar het kabinet mogelijk zelfs meer dan 100 miljoen euro voor wil vrijmaken.”
Je verbindt het nieuwe met het bestaande, maar de voortgang is soms frustrerend langzaam. Heb je nooit de neiging om radicaler te werk te gaan?
“Op persoonlijk niveau wel. Maar de meerwaarde van de Transitiecoalitie Voedsel is echt dat we de mainstream niet van ons vervreemden. Ik heb erg veel waardering voor zoiets als Extinction Rebellion, maar die aanpak is niet onze stijl. Als ik met mijn gezin meedoe aan demonstraties en klimaatprotesten doe ik dat als privépersoon. Zakelijk blijf ik verbinding zoeken en contact leggen, ik heb een groot netwerk en weinig vijanden. Ik begrijp de krachten en machten van de voedselindustrie, het agro-economische complex, de politiek. Ze zijn cruciaal om tot verandering te komen. Soms zeggen mensen tegen me: ‘Joh, die achterkamertjes in Den Haag, ga er niet zitten, je wordt gebruikt.’ Ik snap de woede van de mensen die vinden dat het niet opschiet, maar we moeten wel blijven praten met de grote partijen. Mijn vader en grootvader waren zelf boeren, ik zag de liefde die ze hadden voor hun land. Hetzelfde zie ik terug bij heel veel pioniers in nieuwe vormen van landbouw. Als het ons lukt om de liefde en de woede bij elkaar te brengen, ontstaat er echte veranderkracht.”
Wie is Willem Lageweg?
Willem Lageweg is medeoprichter en directeur van de Transitiecoalitie Voedsel. Dat is een samenwerkingsverband van circa 200 ondernemers, boeren, wetenschappers, gezondheidsorganisaties en NGO’s die streven naar een landbouw- en voedselsysteem dat duurzaam, gezond, transparant en eerlijk is. Daarvoor was Willem Lageweg directeur en oprichter van MVO Nederland en werkte hij bij de Rabobank. Hij is verder onder meer lid van de Raad van Toezicht van Max Havelaar en voorzitter van Friends of the Maasai, een stichting die in Kenia met de Maasai werkt aan community development en ecosysteemherstel.
Bekijk het originele opiniestuk op de website van We are Regeneration. Tekst door Paul Q. de Vries, fotografie door Gabriela Hengeveld.