Skip to main content
Nieuws

Resultaten en vooruitblik Project COP-Gebiedsinitiatieven – Naar beter beleid, rechtvaardige landbouwtransitie en vitaal platteland

Geschreven door 23 september 2025september 30th, 2025No Comments

Ruim 1 ½ jaar terug schreef ik op deze website een column over: Bezieling bij ondernemers is de X-factor in gebiedsontwikkeling. Inmiddels hebben we op basis van deze bezieling het project COP-Gebiedsinitiatieven uitgevoerd. Dat leidde mijn inziens tot de volgende ervaringen, inzichten en ideeën.

Inleiding: Gebiedsgerichte samenwerking als motor van beter, ook generiek, beleid

In het kader van de Community of Practice (COP) zijn vijf intensieve bijeenkomsten georganiseerd met evenzoveel gebiedsinitiatieven. Hierin kwamen boereninitiatiefnemers, vertegenwoordigers van provincies en vier directies van LVVN/Rijk samen. De initiatieven – waaronder het Markemodel, het Vergunningenloket voor PAS-melders, de Boerengrondbank, de Gebiedsofferte, de Regionale Voedselstrategie en het nieuwe gemengde/circulaire bedrijf op gebiedsniveau  – vertegenwoordigen een breed palet aan innovatieve oplossingsrichtingen voor urgente opgaven in het landelijk gebied.

Wat deze initiatieven bindt, is hun integrale, gebiedsgerichte aanpak waarin boeren, collectieven en overheden samenwerken aan een duurzame natuur-inclusieve kringlooplandbouw en vitaal platteland. Dit vraagt niet alleen om technische en inhoudelijke innovatie, maar vooral om een fundamenteel andere manier van werken, met ruimte voor nieuw leiderschap, kennisdeling, beleidsvernieuwing en systeemdoorbraken.

 

  1. De waarde van integrale gebiedsinitiatieven

De COP-bijeenkomsten tonen aan dat maatschappelijke opgaven steeds vaker vanuit de regio en onderop worden benaderd. Er ontstaat een nieuwe bestuurspraktijk waarin regionale samenwerkingsverbanden fungeren als kraamkamer voor innovatief beleid. Deze initiatieven bouwen aan:

  • Een vitale plattelandseconomie, gestoeld op natuur-inclusieve kringlooplandbouw en lokale/regionale voedselstrategieën waarbij boeren, burgers en regionale bestuurders een sleutelrol vervullen. .
  • Nieuwe governancevormen die overheden, boeren en collectieven gezamenlijk werkende weg ontwerpen en uitvoeren.
  • Praktijkgedreven beleidsverfijning, waarmee generiek beleid kan worden aangescherpt, verfijnd dan wel aangepast aan gebied specifieke behoeften in plaats van dat generiek beleid steeds verder gemarginaliseerd wordt.

De kracht van deze aanpak ligt in de combinatie van praktijkervaring, strategische bewustwording en bestuurlijke daadkracht. Door samenwerking op basis van vertrouwen en vakmanschap ontstaat beleid dat niet wordt opgelegd, maar gedragen – door de mensen die het willen uitvoeren.

 

  1. Bewustwording, kennis en nieuw leiderschap

Binnen de COP hebben we gebouwd aan bewustwording vanuit kennis, ervaring en visie. In het hart van deze beweging staan boerenleiders – pioniers in kringlooplandbouw en voedselstrategieën – die beschikken over diepgewortelde praktijkkennis en bestuurlijke sensitiviteit. Zij functioneren als bruggenbouwers tussen systeem en praktijk.

We onderscheiden vier vormen van kennis die essentieel zijn voor duurzame gebiedsontwikkeling:

  1. Expliciete kennis – wetenschappelijk, meetbaar en overdraagbaar.
  2. Praktijkkennis – wat mensen daadwerkelijk doen in hun omgeving.
  3. Stilzwijgende kennis – impliciete, intuïtieve kennis die nog niet is verwoord, maar wel werkt.
  4. Latente kennis – ideeën die zich kunnen én gaan vormen op basis van bestaande ervaringen.

Nieuw leiderschap speelt naast nieuwe kennis hierbij een sleutelrol. Niet vanuit ego of hiërarchie, maar als dienend en vernieuwend leiderschap dat ruimte schept voor collectieve innovatie, eigenaarschap en systeemvernieuwing (om de inmiddels ingeslopen en verlammende systeemvermoeidheid te doorbreken).

 

  1. Governance en beleidsvernieuwing: van pilot naar systeem

De COP laat zien dat pilots waardevol zijn, maar niet vanzelfsprekend opschalen (“Pilots never fail, pilots never scale”).  De bredere adoptie kan niet alleen verwacht worden van innovatie bij initiatieven die nog in het begin van hun levenscyclus zitten. Dat vraagt om een andere benadering van overheden: geen sturing op regels, maar op randvoorwaarden. Niet de controle, maar het vertrouwen centraal. Concreet betekent dit:

  • Erkenning van boerenleiders als mede-architecten van gebiedsprocessen.
  • Inbedding van vernieuwende initiatieven in structurele governance.
  • Investeren in leerprocessen in plaats van uitsluitend in eindresultaten.

De overheid krijgt via gebiedsgerichte samenwerking toegang tot uitvoeringskracht, legitimiteit en draagvlak – drie randvoorwaarden voor succesvolle transitie.

Daarnaast is het cruciaal dat het Rijk, provincies en boereninitiatiefnemers samen een nieuwe bestuursstijl ontwikkelen, gericht op samenwerking, maatwerk en gedeeld eigenaarschap.

Dat zou bewerkstelligd kunnen worden in een structureel programma van minstens 4 jaar. V.w.b. financiering en projectorganisatie zijn er concrete ideeën.

 

  1. Naar een schaalbare en lerende aanpak

Om effectief op te schalen en te leren van bestaande initiatieven, is een structurele aanpak van minstens10 focusregio’s noodzakelijk. In deze gebieden wordt geëxperimenteerd met:

  • Modelcontracten en gebiedsfondsen;
  • Nieuwe overleg- én beslisstructuren met coöperatieve organisaties;
  • Monitoring, leren en datagedreven sturen;
  • Juridische en beleidsmatige experimenteerruimte.

Het Rijk zou hierin niet de rol van top-down beleidsmaker moeten spelen, maar eerder als katalysator van collectieve actie en hoeder van langjarige, integrale aanpakken.

 

  1. Uitgangspunten voor succesvolle gebiedsontwikkeling

Wat is nodig voor een succesvolle transitie?

  • Vertrouwen in vakmanschap: Benader boeren als partners met ambachtelijke, lokale en bestuurlijke kennis.
  • Versterken van informele leiders: Geef hen mandaat, middelen en ondersteuning.
  • Samenwerken vanuit het midden: Vermijd polarisatie, investeer in relaties (en laat die voor je werken) en verbind over grenzen van domeinen heen.
  • Herken de kracht van het ‘weinig-vaker’-principe: Herhaling, focus en positieve communicatie werken beter dan overdaad.
  • Luisteren met open vizier: Geen negatieve filters, maar een groene licht-houding.
  • Focus op doelen in plaats van maatregelen: Laat het ‘waarom’ leidend zijn voor het ‘hoe’.

 

Slot: Van papieren plannen naar realisatiekracht

De COP-gebiedsinitiatieven maken duidelijk dat de vraag niet is óf de landbouwtransitie kan slagen, maar óf het systeem ruimte maakt voor degenen die al vooroplopen in de praktijk.

We staan aan het begin van een kansrijke beweging. Als we deze energie vasthouden, blijven assembleren, verbinden en durven handelen vanuit het midden, dan kan dit uitgroeien tot een nieuwe bestuurspraktijk die niet alleen de landbouw, maar zelfs  de bestuurscultuur in Nederland mede vernieuwt (analoog aan voorbeeldwerking wat Waterschappen eerder hebben laten zien).

De uitdaging is helder: maak ruimte voor de praktijk, bouw bruggen tussen systeem en regio, en laat boerenleiders mede het nieuwe landschap van beleid en uitvoering ontwerpen.

 

Aanbevelingen

  1. Richt een projectorganisatie in voor minstens 10 regio’s als lerende proeftuinen.
  2. Investeer structureel in gebiedsgericht werken, met duidelijke rollen, mandaten en middelen.
  3. Ontwikkel een formeel platform waarin boerenleiders erkend worden als mede-ontwerpers van beleid.
  4. Benut de COP-praktijkcases voor beleidsverfijning en systematische opschaling.
  5. Positioneer het Rijk als verbinder en katalysator in plaats van regisseur.

 

Jan Willem Straatsma