Vader Rob en dochter Jessie van Hattum
22 juni 2023 door Jeen Akkerman
De inzet van micro-organismen voor de productie van voedingsingrediënten kan een groot deel van de huidige agrarische problemen oplossen. Dat oppert vader Rob van Hattum. Maar ook het grootschalig inzetten van deze nieuwe technologie – met als enige drijfveer nog meer efficiency – zal nieuwe problemen veroorzaken, reageert dochter Jessie van Hattum. Een dubbelinterview over de (on)mogelijkheden van technische oplossingen, de rol die we zelf kunnen spelen en de uitdaging om samen te werken vanuit verschillende filosofieën. Een confrontatie van twee generaties die elkaar scherp houden vanuit dezelfde betrokkenheid: het moet en kan beter in de wereld.
Al tijdens het voorstelrondje is er discussie. Rob vertelt wat zijn eetpatroon is, nadat Jessie heeft uitgelegd dat ze voornamelijk vegan eet. Ze kijkt uitdagend naar haar vader, wetend dat hij misschien wel zou willen stoppen met vlees en zuivel, maar dat tot nu toe niet heeft kunnen opbrengen. Hij eet wel meer groenten, zo vertelt hij, onder andere door de aansporingen van zijn dochter. Hij wil geen vlees uit de bio-industrie en drinkt inmiddels havermelk. Ja, hij weet dat de zuivelindustrie bezwaar maakt tegen die term, het zou geen echte melk zijn. “Mag ik dan ook geen kokosmelk meer zeggen?”, vraagt hij. Jessie corrigeert: “Zo moet je er niet mee omgaan. De zuivelindustrie hanteert bewust deze tactiek en is vaak succesvol met zijn lobby. Daarom moet je je verdiepen in hun argumenten.” Rob vindt het prima, maar maakt het tegenspartelen van de zuivel liever belachelijk: “Ze framen havermelk als iets van een bepaalde elite, maar zijn ondertussen bang dat het echt groot wordt. Dat proberen ze te voorkomen door havermelk als frisdrank te laten classificeren, zodat het in het hoge btw-tarief valt en dus minder goed kan concurreren met melk. Jessie:
“Zo frame je het zelf de andere kant op. Ik kies voor het aangaan van het gesprek met alle partijen, zodat mensen hun eigen verantwoordelijkheid gaan inzien.”
Publieke omroep
Ze kijken elkaar glimlachend aan. Zo gaat het vaker in huize Van Hattum, zeker als ze aan de eettafel zitten. Rob is inmiddels 67 jaar, hij werkte bijna zijn hele leven bij de publieke omroep. Begonnen als technicus werd hij documentairemaker, onder andere voor het VPRO-programma Tegenlicht. Steeds op zoek naar de vraag hoe wetenschappelijke doorbraken en innovaties ons kunnen helpen. In de periode 2000-2022 was hij daarnaast inhoudelijk directeur van wetenschapsmuseum Nemo in Amsterdam.
Gedragsverandering
Dochter Jessie (30) heeft een vergelijkbare drive als haar vader. Ze wil weten hoe de wereld in elkaar zit, om die beter te maken. Ze volgde een studie Industrieel Ontwerpen in Delft. Na haar bachelor te hebben afgerond koos ze voor een master in een andere richting “omdat er al zoveel prul op de wereld is”. Ze stapte over naar ‘Industriële ecologie’, dat zich richt op duurzaamheid. Tijdens die Master vroeg ze zich steeds vaker af “hoe de mens daarin functioneert”. Daarom deed ze ook de Master Science Communication erbij, om zich daarna volledig te kunnen richten op duurzame gedragsverandering. Na hieraan vier jaar te hebben gewerkt bij Albert Heijn, zegde ze haar baan op. “Ik kreeg daar te weinig ruimte om mijn idealen na te jagen.” Nu is Jessie zelfstandige; ze werkt voor de ‘Green protein alliance’ en adviseert ondernemingen over duurzame gedragsverandering. Dat doet ze onder andere door processen en strategieën met illustraties tot leven te brengen.
Micro-organismen
Hoewel Rob erkent dat een meer plantaardig dieet noodzakelijk is om bijvoorbeeld klimaatverandering tegen te gaan, waarschuwt hij tegen de verheerlijking van het plantaardige. “Ik hoor vaak ‘The future is plant’. Maar zo eenvoudig is het niet.” Hij wijst op het pleidooi om de economie meer ‘bio-based’ te maken.
“Als we fossiele plastics gaan vervangen door afbreekbare plastics op basis van plantaardige grondstoffen, hebben we nog veel meer landbouwgrond, pesticiden en kunstmest nodig, dan we nu gebruiken.”
Naast planten zullen we ons meer moeten richten op micro-organismen. Die kunnen ons helpen om ons voedsel substantieel te verduurzamen. Rob doelt op de zogenoemde ‘cellulaire agricultuur’: het selecteren van bacteriën, gisten of schimmels die door fermentatie grondstoffen omzetten in bijvoorbeeld functionele eiwitten voor onze voeding. Een voorbeeld is de productie van het zuivel-eiwit caseïne met de hulp van bacteriën, zoals de start-up Those Vegan Cowboys doet. “Fermentatie is een eeuwenoud principe dat we bijvoorbeeld toepassen bij bier, yoghurt en wijn. Maar we weten nu steeds beter welke micro-organismen we kunnen programmeren of selecteren om ze de gewenste producten te laten maken.” Een ander voorbeeld is kweekvlees, waarbij op basis van enkele stamcellen vlees kan worden gemaakt in een laboratorium. Beide voorbeelden zijn efficiënter dan de inzet van koeien in termen van grondgebruik, grondstoffen en uitstoot.
Uit de lucht
En het kan nog veel interessanter worden als we de technologie van bijvoorbeeld Solar Foods op grote schaal toepassen. Dit Finse bedrijf maakt namelijk voedsel uit de lucht. CO2, zonne-energie en water zijn de basis voor de vorming van eiwitten die geschikt zijn voor menselijke voeding. “In feite doet dit bedrijf wat planten doen, namelijk fotosynthese. Wat chlorofyl in bladeren produceert, kunnen we nu zelf maken in een fabriek. En weet je wat interessant is: het proces van Solar Foods is veel efficiënter dan wat planten doen.”
Robs ogen glimmen als hij het vertelt. Hij is nog altijd gefascineerd door technologische doorbraken die de wereld vooruit kunnen helpen. Maar Jessie zit op het puntje van haar stoel, onderbreekt haar vader in zijn enthousiaste verhaal. “Het gaat weer over efficiëntie en grootschaligheid. Dat is waar elke nieuwe technologie op stuk loopt. Door het maximaal te benutten overschrijden we grenzen en creëren we steeds nieuwe problemen.”
Rob: “Maar dit werkt toch prima tegen milieuvervuiling en klimaatverandering? En we hebben met deze technologie de mogelijkheid om zonder extra schade de groeiende wereldbevolking van voldoende voedsel te voorzien.”
Jessie: “Ja, dat zou mooi zijn. Maar ik hoor in dit verhaal niets over biodiversiteit.”
Rob: “Door deze technologie heb je veel minder landbouwgrond nodig.”
Jessie: “Ja, en wat doe je daar dan mee? Betegelen, asfalteren om nog meer auto’s en vliegtuigen te kunnen gebruiken?’
Rob: “Nee, we kunnen die grond benutten voor meer natuur en dat is goed voor de biodiversiteit.”
Jessie: “Dat is al beter. Je moet dus in je verhaal niet alleen de technologie verheerlijken, maar uitgaan van balans. Als je alleen efficiency centraal stelt, weet je wat er gebeurt. Kijk naar de problemen die we nu hebben in onze landbouw. Die komen voort uit toepassing van nieuwe technieken op steeds grotere schaal, steeds intensiever en steeds vervuilender. Omdat we de effecten op het milieu niet meenemen. Je moet veel breder kijken.’
Rob: “OK, mee eens. De Nederlandse landbouw is te ver doorgeschoten in schaalvergroting en intensivering op basis van door Wageningen aangedragen kennis en oplossingen. Een groot deel van wat nu innovatie wordt genoemd, zijn lapmiddelen om een failliet systeem nog wat langer op de been te houden. Maar daarmee is technologie toch niet fout?’
Jessie: “Nee, maar je moet vanaf de start de mens erin meenemen. Als we onze mindset niet veranderen, brengt de technologie ons geen geluk. Je kunt vliegen nog efficiënter maken en voeding nog goedkoper produceren. Maar een vakantie verder weg met “all you can eat” maakt mensen niet gelukkiger. Dat gebeurt pas als we onze mindset veranderen en ons realiseren dat we bepaalde grenzen niet over moeten gaan.”
Ze zijn als de tovenaar en de profeet uit het gelijknamige boek. Daarin beschrijft de Amerikaanse auteur Charles C. Mann twee tegengestelde visies op landbouw, bevolking en milieu aan de hand van de levens van plantenveredelaar Norman Borlaug – grondlegger van de Groene Revolutie en Nobelprijs-winnaar – en ecoloog William Vogt, die pleitte voor bevolkingscontrole en wordt beschouwd als grondlegger van de Amerikaanse milieubeweging. De tovenaar meent dat de mens in staat is om met zijn vernuft elk probleem op te lossen. De profeet waarschuwt dat we ons gedrag moeten aanpassen voordat we onomkeerbare schade aan de planeet – en onszelf – berokkenen.
Rob en Jessie kunnen zich vinden in de vergelijking. En voegen er beiden aan toe dat zowel de tovenaar als de profeet een rol hebben in het oplossen van grote problemen. Rob geeft een voorbeeld: “Voor kweekvlees heb je veel minder koeien nodig. Dat voelt natuurlijk als een bedreiging voor veehouders. Maar je kunt ook samen met hen gaan kijken of zij kweekvlees kunnen gaan produceren op hun boerderij. Daar lopen dan veel minder koeien en de boer kan zijn grond natuurlijker beheren. Hij draagt dan meer bij aan biodiversiteit.”
Jessie knikt. Dit voorbeeld past ook in haar visie. “Als je serieus het gesprek aangaat met alle betrokken partijen, kun je samen een oplossing vinden. Dat klinkt misschien wat idealistisch, maar je kunt zo wel tot mensen doordringen”.
Rob: “Ja, als je eerlijk bent moet je erkennen dat het voor een veehouder erg bedreigend is wat er allemaal op hem af komt. Als je zijn angst begrijpt, kun je ook het gesprek aangaan over wat al die technologische vernieuwing in de afgelopen decennia heeft opgeleverd. Veel boeren zijn het er dan mee eens dat wat we nu doen, niet houdbaar is.”
Jessie: “En dan zul je ook zelf als consument moeten erkennen dat je een eigen rol en verantwoordelijkheid hebt. Want zonder jou als afnemer van duurzame producten, kan geen boer bestaan.”
Rob: “Dus het begint klein, in lokale ketens?”
Jessie: “Ja, met mensen die het erover eens zijn dat er een betere balans nodig is.”
Rob: “Dus volgens jou moet de inzet van nieuwe technologie passen in een nieuwe visie op de toekomst?”
Jessie: “Ja dat vind ik. En jij vindt dat een visie op de toekomst pas werkelijkheid kan worden met de hulp van technologie.”
Ze komen, door allebei een stukje op te schuiven, tot een gezamenlijke conclusie. Betere technologie en meer balans kunnen zorgen voor een betere toekomst. Maar wat is dat dan concreet? Stel dat we vernieuwende technologie toepassen en ons tegelijkertijd meer richten op de balans tussen mens, natuur, economie en welbevinden? Hoe ziet dan de Nederlandse landbouw eruit in 2040? Het antwoord van Rob en Jessie is opmerkelijk eensgezind:
- Een lokalere mindset, meer gericht op de vraag: wat kunnen we hier produceren?
- Meer gezonde voeding, plantaardig en in korte ketens;
- Een betere verhouding tussen plantaardig en dierlijk in ons eetpatroon, waarschijnlijk 60-40 in 2040;
- Nog steeds boeren die zich richten op efficiënte massa-productie, maar veel minder bedrijven dan nu;
- Deze boeren produceren schoon, daartoe gedwongen door transparantie-wetgeving;
- Aan de andere kant komen er juist meer boeren die in korte ketens werken, een voedselbos exploiteren of als een soort brouwerij ingrediënten produceren;
- Technologie, zoals sensoren en drones, maakt kleinschaliger (stads)landbouw mede mogelijk;
- In totaal zijn er waarschijnlijk evenveel boeren als nu, met meer externe toetreders.
In 2040 is Rob 84 en Jessie 47. Eten ze dan de producten van boeren en nieuwe brouwers? Jazeker. En is het dan stil aan tafel, of is er nog steeds discussie te horen? Ook op deze vraag antwoorden ze eensluidend: Eten verbindt en het leven wordt aan tafel besproken, dus daar kun je goed beginnen met veranderen.
Dit artikel is onderdeel van de reeks ‘Woordvoerders van de Toekomst’, die we met MaatschapWij en Jeen Akkerman maken en die mede mogelijk is gemaakt door het programma Duurzaam Door. Samen zetten we de visionairs die vooruit kijken én die nu al werken aan een gezonder voedsel- en landbouwsysteem in de spotlights. Lees ook het verhaal van Alice Kramer, Machteld Huber, Joost van Schie, Mark Venner, Krijn Poppe, Anne van Leeuwen, Marjan Minnesma, Lucas Simons, Peter Oosterhof, Jannemarie de Jonge, Drees Peter van den Bosch, Dalila Sayd, Bregje Hamelynck en Geert van der Veer of lees hier het verhaal van Frederike Praasterink.