Skip to main content
Nieuws

Samen veranderen

Geschreven door 8 januari 2024No Comments

8 januari 2024, Sandra van Kampen



Misschien was het dat de man van onderzoeksleider Anne-Charlotte Hoes haar ’s ochtends voor vertrek liefdevol een ketting omhing. “Dat maakt het nét wat meer af”. Misschien was het dat directeur communicatie Inge Wallage – tevens de dagvoorzitter – met boer Jan Huijgen (Eemlandhoeve) de kelder in verdween om alles te horen over zijn familiegeschiedenis. En misschien was het ook wát er gezegd werd op het evenement ‘Samen veranderen’ dat Wageningen Economic Research op 29 november jl. organiseerde met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en met de Transitiecoalitie Voedsel. “Sinds ik ben omgeschakeld, willen de ouders op het schoolplein van mijn kinderen niet meer met mij praten”. Feit was dat de dag voelde als een emotionele roller coaster.

Pijn

Transitie doet pijn. Zoveel was duidelijk op dit event, waar deelnemers ook nadrukkelijk werden uitgenodigd dit met elkaar te delen. Die pijn voelt de gangbare boer die het idee heeft in het publieke debat weggezet te worden als ‘fout’, daar waar de bio-boer te boek staat als ‘goed’. “Mogen wij nog wel bestaan?”. De boer die omschakelt voelt de pijn van onbegrip, van gevoelens van verraad, zelfs uit zijn naaste omgeving. Maar ook een projectleider voelt pijn vanwege het feit dat het najagen van haar idealen ervoor zorgt dat zij van een heel schamel inkomen moet rondkomen. En een jonge onderzoekster die met haar familie een goede invulling zoekt voor het vrijgekomen boerenland. Velen staan, soms na zeven generaties boeren, voor onmogelijke keuzes.

Samen veranderen

Toch voerde de somberte niet de boventoon deze middag. Er was vooral veel bereidheid samen te zoeken naar oplossingen en te luisteren naar elkaar. Anne-Charlotte Hoes, die vijf jaar onderzoek deed naar de transitie naar kringlooplandbouw, deed vooral praktische handreikingen aan beleid én aan de boerensector. “Betrek boeren bij het ontwerpen van toekomstbeelden”, is een van haar suggesties. “En steun ze bij het afdekken van de risico’s die een andere bedrijfsvoering met zich meebrengt. Daarnaast is het belangrijk dat er organisaties komen die de brug slaan tussen boer en beleid, zoals de productschappen dat tot 2015 deden.” Roy Meijer, voorzitter van het NAJK, is het daar van harte mee eens. “Er moet steun en hulp komen voor boeren om dingen anders te doen. Je moet rendement kunnen draaien en een lange termijn perspectief hebben. Hoe gaan we verder nu het Landbouwakkoord is mislukt?”. LNV-er Tim Verhoef voelt af en toe wat ongemak, zeker als het ministerie een spiegel voorgehouden krijgt. Maar, benadrukt hij:

“Er is niet één blauwdruk voor de toekomst, we zullen verschillende vormen van landbouw nodig hebben.” De overheid kan sturen op doelen, op een richting die het uit moet. “Maar geef boeren vooral de ruimte, als ondernemer en als mens, om daar zelf invulling aan te geven.” Boer Johannes Regelink voegt daar nog aan toe: “Als je nooit op vakantie kunt, niet even afstand kunt nemen van je bedrijf, dan héb je niet de ruimte om na te denken hoe je dingen anders kunt gaan doen.”

Input-industrie

De deelnemers maakten ook duidelijk dat niet alle verantwoordelijkheid voor die transitie bij de boer zou moeten liggen. Daar waar hoogleraar Imke de Boer meent dat het vooral van belang is de ‘veestapel in balans te brengen met wat het land aan kan’, voegde melkveehouder Peter Oosterhof toe dat wat hem betreft de transitiepijn toch vooral zou moeten liggen bij de ‘input-industrie’. “Die vreten onze ruif leeg”. Ook Willem Lageweg, directeur van de Transitiecoalitie Voedsel, onderstreepte dit. “Daar zitten enorme verdienmodellen achter. We moeten beleid maken om te sturen aan de input-kant, de zogenaamde erfbetreders.” Cees Leeuwis, hoogleraar Samenwerkend onderzoek, communicatie en verandering bij WUR, vindt eveneens dat we veel meer onze pijlen op het functioneren van de markt zouden moeten richten.

Een nieuw narratief

De workshops gaven de mogelijkheid elkaar nog wat dieper in de ogen te kijken. Bijvoorbeeld in de vormgeving van een nieuw narratief voor de landbouw. Wat is dat nieuwe verbindende verhaal waardoor we weer een toekomst zien voor de landbouw in Nederland? Eerst maar eens naar het verleden kijken, hoe het oude narratief is opgebouwd. “Nooit meer honger” is voor velen het eerste dat naar boven komt. Maar ook een sterke samenwerking tussen wetenschap, boer/bedrijfsleven en overheid. De innovatieve kracht van de boerensector in Nederland. Het feit dat ons voedsel veilig is en van goede kwaliteit. Allemaal zaken die we eigenlijk met elkaar wel willen behouden. Evenals een beetje boerenromantiek, de vrijheid en het harde werken die centraal staan in de sector, de sterkte van het gezinsbedrijf dat voor bestaanszekerheid wil zorgen. Waar we vooral vanaf willen is alles waar ‘te’ voor staat: de doorgeslagen optimalisatie en efficiëntie van de productie. En wat is dan wel dat gedroomde toekomstbeeld? Al knippend en plakkend gingen de deelnemers helemaal los. Hier valt vooral het zoeken naar balans op. We willen én landbouw én natuur. Én ecologie én techniek.

En-én

En hierin schuilt vermoedelijk de uitweg uit de crisis waarin we zijn beland. Er moeten soms harde maatregelen komen, maar met oog voor het menselijke aspect. We hebben wellicht én extensieve landbouw nodig op gronden waar dat moet, én intensieve waar het kan. We zullen én pioniers nodig hebben die inspireren, maar ook een gangbare sector die wat grootschaliger produceert binnen de grenzen van milieu en natuur. We hebben én een sterke sturing door de overheid nodig, én een sector die de vrijheid heeft om de innovaties op haar eigen manier vorm te geven. Waar we kennelijk van af moeten is het óf-óf denken, de tegenstellingen. Wat we wél nodig hebben is veel zachtheid en begrip voor elkaar. Lef om de transitie echt aan te gaan. En lol gedurende de rit.