Het toepassen van de kwaliteit van bodem en water als sturingsmechanisme in landbouw- en plattelandsbeleid is een goede zaak. Maar het is niet zaligmakend, want op de bodem en met het water leven mensen, planten en dieren. In samenhang kan dat leiden tot nieuwe voedsellandschappen, die de basis zijn voor een maatschappelijk gedragen sector. Waar Boeren, Burgers en bestuurders met elkaar weer een Natuurlijk Sociaal Contract sluiten als Partners voor Voedsel en Vrede.
Nederlanders zijn poldermensen. Wij hebben veel ervaring met het omgaan met bodem en water. Onze historie van strijd tegen het water, inpolderen en beheren heeft een uniek landschap voortgebracht. Daar mogen we trots op zijn. Maar we hebben – zeker in de afgelopen decennia – te veel gegokt dat we alles in de natuur naar onze hand kunnen zetten. Dat is natuurlijk niet zo, daarom lopen we steeds vaker tegen grenzen aan.
Agri-cultuur
Sommigen hebben daardoor de neiging om van de weeromstuit te roepen dat er alleen nog maar natuur mag zijn. Dat is volgens mij een misvatting. We kunnen beter werken aan het herstellen van de balans tussen natuur en cultuur, nog preciezer: natuur en agri-cultuur. En daarbij spelen bodem en water een essentiële rol.
Op ons eigen bedrijf maken we daar ook gebruik van. We boeren in de Eemvallei, een veenweidegebied met een open polderlandschap. Onze gebouwen staan op een soort terp, die we zelf hebben aangelegd. Samen met de uitgebreide moestuin, met noten- en fruitbomen die daar gedijen, vormt ons Erf een groene oase. Op een ander deel van onze grond hebben we een waterpartij met een eiland en plas-dras situaties aangelegd voor de weidevogels. Met een hoger waterpeil boeren we hier extensiever, zodat er minder inklinking van het veen plaatsvindt.
Postmodern
Het is een voorbeeld van wat ik ‘postmoderne’ landbouw noem. Dat is een nieuwe weg om te boeren zonder dat je vastloopt in alsmaar grootschaliger en intensiever werken. Dat leidt immers tot overschrijding van de grenzen van de natuur en wordt door de maatschappij niet meer geaccepteerd. In die post-moderne landbouw zie ik drie fases: de eerste is het integreren van natuurbeheer in het boerenbedrijf. Dat doen we al volop met de agrarische natuurverenigingen overal in het land. De tweede stap is multifunctionele landbouw, waarbij ook andere takken onderdeel worden van het boerenbedrijf, zoals bijvoorbeeld zorg en horeca. En de derde fase is waar we nu volop mee bezig zijn: het creëren van voedsellandschappen. Daarbij herstellen we de regionale voedselcultuur door 20 tot 30 procent van het voedsel voor burgers in het eigen gebied voort te brengen. Ik noem dat het VOLG principe: voedsel, omgeving, landbouw en gezondheid integraal verbonden.
Grond
Ook hierbij spelen bodem- en waterkwaliteit een belangrijke rol en de implementatie hiervan begint vorm te krijgen in de gebiedsgerichte aanpak. Daarbij is het volgens mij essentieel dat er drie groepen op lokaal of regionaal niveau de ruimte krijgen: boeren, burgers en bestuurders. Alleen dan kun je draagvlak voor een gebalanceerde voedselproductie en -consumptie realiseren. In essentie is de uitdaging eenvoudig: er verdwijnen veel boerenbedrijven. Hoe zorgen we ervoor dat hun grond beschikbaar blijft, vooral voor het groeiende aantal boeren dat extensiever en maatschappij-gericht wil produceren.
In de praktijk is dat ingewikkeld en kun je het alleen tot stand brengen in een gebied, samen met wijze boeren, wijze burgers en wijze bestuurders. Zoals we dat eerder hebben gedaan met de ruilverkaveling op basis van de Landinrichtingswet. In mijn visie hebben we nu een vergelijkbare aanpak nodig: een kader die zo’n langjarige aanpak mogelijk maakt.
Wij pionieren op dit terrein al met het opzetten van voedsellandschappen, hier in de Eemvallei en ook met de boeren in de Achterhoek.
Boeren-vertrouwen
Mijn ervaring in deze trajecten leert me dat je het best in de volgende volgorde kunt werken: eerst boeren-vertrouwen opbouwen door wijze boeren in het gebied te laten praten met collega’s. Bijvoorbeeld over de vraag of grond van stoppers via de vrije markt uit de sector moet verdwijnen, of dat we het als collectief beter kunnen benutten voor extensivering bij het groeiende aantal boeren dat die kant op wil. De tweede stap is commitment bij burgers in het gebied organiseren. Dat kun je doen door mensen uit te nodigen om bv. 10% lokaal voedsel te kopen in de korte keten en/of financieel te participeren in extensievere vormen van voedselproductie. De derde stap is dat rijk en provincies de lokale bestuurders voldoende ruimte geven om – natuurlijk binnen duidelijke kaders – lokaal maatwerk te leveren.
Jan Huijgen, boer en filosoof van de Eemlandhoeve, initiator van het integrale Regionale Voedselsysteem en mede ontwikkelaar van het Fieldlab Eemvallei Voedsel Campus.
Meer informatie over Jan Huijgen en zijn activiteiten en ideeën is hier te vinden: