“We moeten maar zelf aan de slag met de landbouw- en voedseltransitie, van de overheid hoeven we immers toch niks te verwachten”.
Dit soort geluiden horen we vaak, ook in onze eigen achterban. Hoe begrijpelijk ook, eigen initiatieven nemen en overheidsbeleid beïnvloeden zijn geen tegenstellingen. Het zou jammer zijn als ‘van de overheid hoeven we niks te verwachten’ een zichzelf waarmakende voorspelling wordt. In de transitietheorie en in de milieueconomie zijn onvermijdelijke rollen voor de overheid weggelegd. Het landbouw- en voedselsysteem zoals het nu is zou ondenkbaar zijn zonder dat de overheid een sterk sturende rol had gespeeld. Maar de negatieve effecten van het huidige systeem zijn genoegzaam bekend. Dat zal moeten transformeren naar een volhoudbaar, eerlijk en duurzaam systeem, en het is eveneens ondenkbaar dat dat zonder opnieuw een sturende rol van de overheid gaat lukken. Neem alleen al de financiële en fiscale prikkels die het landbouw- en voedselsysteem steeds verder in de richting van schaalvergroting en intensivering stuwen, terwijl de schadelijke effecten worden afgewenteld op ontwikkelingslanden, de toekomst, natuur en milieu en op de zwakste schakel in de keten, de individuele boerenbedrijven.
Veel duurzame initiatieven lopen tegen deze harde werkelijkheden aan. Ze zijn hard nodig om zaken in gang te brengen, bewustwording te creëren, deelmarkten te bedien, ketens te verkorten, de werkelijke waarde van ons voedsel in beeld te brengen en ervoor te laten betalen. Maar altijd komt de vraag: hoe verder? Hoe komt verdere uitrol en opschaling tot stand? Hoe kan het hele landbouw- en voedselsysteem kantelen naar de beste, duurzaamste en eerlijkste praktijken? Dan is het onvermijdelijk na te denken over verandering van de regels van het spel, over de ‘systeemvragen’, waardoor het landbouw- en voedselsysteem niet meer naar maximale productie tegen lage marges en afgewentelde schade streeft, maar de waarden voortbrengt die in deze tijd passen: biodiversiteit, natuur en landschap, gezonde diëten, dierenwelzijn, koolstofvastlegging, eerlijke inkomens, et cetera. De spelers (boeren, industriële bedrijven, consumenten, handel, importeurs e.a.) kunnen en zullen deze spelregels niet eigenstandig veranderen. Uiteindelijk zijn daar overheden voor nodig. De moeilijkheid is alleen dat overheden, zeker ook de Nederlandse overheid, het idee van ‘sturing’ in de afgelopen 30 jaar heeft losgelaten, en noch wenst te doorzien dat sturing nodig is, noch de (politieke) moed heeft om krachtige maatregelen te nemen. De verzuchting “daar hebben we niets van te verwachten” komt daar vandaan.
Vanuit de Transitiecoalitie Voedsel vinden we het echter ook een noodzaak de spelregels te beïnvloeden, en onder meer juist belonen en beprijzen ingevoerd te krijgen, zodat een heel scala aan duurzame initiatieven de wind in de rug kan krijgen. Dat is een kwestie van lange adem, zoveel is wel duidelijk. Wat zeer helpt is een reeks van duurzame projecten en praktijken die laten zien dat het anders kan, zelfs bij de huidige spelregels. Die helpen de verlamming te doorbreken, de angst weg te nemen dat een duurzaam landbouw- en voedselsysteem kommer en kwel is of de lagere inkomens onevenredig treft – allemaal valse, vaak populistische politieke frames waar we mee te maken hebben als we beter overheidsbeleid bepleiten. Een duurzaam en eerlijk landbouw- en voedselsysteem beloont werkelijke waardencreatie en beprijst en reguleert het veroorzaken van schade. Om dat te kunnen realiseren zijn bottom-up initiatieven en top-down-sturing beide nodig.
14 mei 2024 door Jan Paul van Soest