Het kennis- en onderzoeksinstituut Louis Bolk bestaat dit jaar 45 jaar. Zij zijn vanaf het begin van de Transitiecoalitie Voedsel als lid bij onze coalitie betrokken. Directeur Ilse Geijzendorffer licht in een interview de visie en aanpak van het Louis Bolk Instituut toe.
Je kent het Louis Bolk Instituut al langer, welke veranderingen zie je?
“In de vroege jaren werkten we voornamelijk met de duurzame koplopers, nu is er een veel grotere groep die geïnteresseerd is in het verduurzamen van hun teelt, hun product of hun klantenbasis. Ook vanuit overheden is veel interesse in duurzaamheid. Het mooie is dat we als LBI nog steeds werken met die koplopers die ver vooruit denken, maar daarnaast ook met partijen die stap voor stap vooruit willen. Dit zijn boeren – maar ook andere partijen in de keten, zoals catering- en retailpartijen – die nu merken dat duurzaamheid ook een verkoopargument is. Dat levert weer nieuwe kennisvragen op als ‘Hoe vertaal je de daadwerkelijke impact van je producten naar de consument?’. Daarnaast zie ik ook een verandering aan de voeding- en gezondheidskant, waar we merken dat leefstijlgeneeskunde meer erkenning krijgt en er meer draagvlak is voor preventief investeren in gezondheid.”
Het LBI begon als antroposofisch instituut, wat is daarvan over?
“Het is nog steeds een inspiratiebron, maar wordt niet meer gepraktiseerd. Het werd in het verleden ook wel tégen ons gebruikt, om ons werk als niet-wetenschappelijk of ongeloofwaardig te kunnen bagatelliseren. Het LBI heeft de laatste tien jaar fors geïnvesteerd in haar wetenschappelijke geloofwaardigheid en wordt door bijvoorbeeld door het ministerie van LNV en provincies erkend als serieuze kennispartij voor verduurzaming van de landbouw, voeding en gezondheid.“
Het LBI profileert zich met ‘eigenwijs onderzoek’, wat houdt dat voor jou in?
“We durven kritisch te bevragen. Bijvoorbeeld ook of iets écht wel duurzaam is. Wat ons ook eigenwijs maakt is dat we dingen onderzoeken waarbij de wetenschappelijke methoden nog in ontwikkeling zijn. Daar krijgen we natuurlijk ook wel kritiek op, maar als je iets wilt aantonen moet je soms buiten de gebaande paden treden. Om een voorbeeld te geven: een heleboel gezondheidsonderzoek gaat over ziektesymptomen, de medische sector is tenslotte vooral gericht op ziektebestrijding. Wij benaderen dat anders en vragen ons af; ‘hoe blijf je gezond en wat is de rol van voeding en een leefstijl hierbij?’. Dat betekent soms ook dat er maar heel weinig methodiek bestaat die algemeen geaccepteerd wordt. Wij gaan daar toch mee aan de slag, en met succes. Een goed voorbeeld daarvan is ‘Keer Diabetes2 Om’, waar LBI als kennisinstituut aan heeft bijgedragen. Vorig jaar is de behandelmethode op Europees niveau geaccepteerd, wat betekent dat verzekeraars ‘m nu kunnen vergoeden.”
Het onderzoek gaat van gezonde grond tot aan gezonde mensen, dat is nogal breed.
“Dat kenmerkt ons ook. We werken bij Louis Bolk aan duurzame landbouw, voeding en gezondheid en dat heeft alles met elkaar te maken. Wat momenteel erg in de aandacht is, is bijvoorbeeld de vraag hoe een gezonde grond doorwerkt naar een gezond gewas, naar een gezond product en uiteindelijk naar een gezonde consument. Als je dat wilt onderzoeken vergt dat kennis van hoe een bodem werkt, hoe een boerenbedrijf in elkaar zit, hoe je een gewas bewerkt tot een product, maar ook hoe je kinderen in aanraking brengt met groenten waardoor ze uiteindelijk gezonder gaan eten. Onze onderzoekers uit de verschillende vakgebieden zien elkaar regelmatig, geven elkaar presentaties, gaan op zoek waar nog kennis nodig is. In mijn ogen hebben we als maatschappij die integrale aanpak ook hard nodig.”
Waarom is die integrale aanpak nodig?
“Alles heeft met elkaar te maken. Een boer is onderdeel van een keten van voedselproductie en een boerenbedrijf onderdeel van een landschap waar alles invloed op elkaar heeft. Dus als je een probleem wilt oplossen, moet je bijvoorbeeld in een gebiedsproces alles en iedereen meenemen die onderdeel is van dat systeem. Als je er één poot uit haalt, of het nou economie, natuur of de mens is, dan mis je een heel belangrijk aspect. Een gezamenlijke aanpak van problemen is nodig. Die bewustwording is er inmiddels, vandaar dat er vanuit de overheid ook nu zo’n nadruk is op gebiedsprocessen waarin je alle onderdelen van een landschap en alle spelers in een gebied meeneemt. Anders boek je misschien voortgang op één aspect, en ga je naar beneden op iets anders.”
Geldt dat niet ook voor duurzaamheid en voedselzekerheid, lever je niet op het laatste in als je het eerste voorrang geeft?
“Dat is een veelgehoorde misvatting die voortkomt uit een eenzijdige kijk op voedselzekerheid. Ja, de voedselproductie kan afnemen bij een duurzame bedrijfsvoering, maar je lost ook problemen op die niet-duurzame productie met zich meebrengt en die de lange termijn voedselzekerheid in gevaar brengt. De onzichtbare maatschappelijke kosten, zogezegd. Je kunt je afvragen of je over voedselzekerheid kunt spreken als je alleen naar morgen kijkt en niet naar de wat langere termijn, zeg vijf tot tien jaar. Want wat hebben we aan een voedselproductie die niet vol te houden is? Zekerheid houdt in dat je op de lange termijn voedsel kunt produceren voor onze kinderen en de vele generaties erna. Ook voor onze gezondheid is het heel belangrijk dat we anders gaan produceren én anders gaan eten. Minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten bijvoorbeeld. En als je naar een ander dieet gaat, is er ook ineens ruimte voor een ander soort landbouw.”
Hoe zouden we tot dat duurzame dieet kunnen komen?
“Belangrijk is dat we oog hebben voor beschikbaarheid voor gezonde voeding voor iedereen. Wat je vaak ziet is dat duurzame landbouw wordt gepresenteerd als iets waar de consument voor moet willen betalen, maar daarmee wordt het een beetje een elite-ding. Alsof alleen mensen die het zich kunnen veroorloven recht hebben op duurzame en gezonde voeding. Gezondheidsproblemen als diabetes, hartfalen en overgewicht zitten juist voor een heel stuk in delen van de samenleving waar mensen een minder hoog inkomen hebben en eigenlijk geen keus hebben als het om voedsel gaat. En aangezien de overheid graag de zorgkosten vermindert en dus serieus werk moet maken van de gezondheid van de hele bevolking, dan ontkom je er niet aan om dat hele systeem integraal te benaderen en te zorgen dat duurzame en gezonde voeding voor iedereen toegankelijk wordt.”
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de toekomst van het LBI?
“Naast integratie van thema’s en het samenbrengen van partijen in gebiedsprocessen, denk ik dat wij een belangrijke rol hebben in het onderzoeken van nieuwe kennisvragen. Denk bijvoorbeeld aan gewasbeschermingsmiddelen die aan banden worden gelegd. De eerste vraag die vaak gesteld wordt is door welk ander middel een verboden middel het beste te vervangen is. Een kennisvraag die wij stellen en onderzoeken is: hoe kunnen agrariërs met veel minder gewasbeschermingsmiddelen toch een succesvol bedrijf runnen? Maar ook, hoe kunnen ze tegelijkertijd bijdragen aan voedselzekerheid? Er zijn al in de praktijk getoetste oplossingen die passen in een duurzame vorm van landbouw, zoals bredere gewasrotatie en strokenteelt. Maar we hebben vanuit de wetenschap niet voor alles voldoende kennis beschikbaar die werkt in de praktijk. Het is daarom belangrijk dat we enerzijds bestaande kennis breder en beter weten te benutten, en anderzijds adequaat inspelen op nieuwe kennisvragen. Kennis die niet op zichzelf staat, maar aansluit bij een stevige en lange termijn beleidsvisie vanuit de overheid. Dat geldt ook voor gerelateerde thema’s als stikstof, biodiversiteit, klimaatadaptatie en gezondheid. Daarin heeft het Louis Bolk Instituut vanuit zijn integrale aanpak en samenwerking met de praktijk een sleutelrol. En ons eigenwijze onderzoek is daarbij belangrijker dan ooit.”
Wil je graag weten wat het Louis Bolk Instituut voor jou kan betekenen?
Bekijk dan hier het Louis Bolk Instituut thema-overzicht.