Door Jan Paul van Soest
De afgelopen jaren is er veel discussie geweest over ‘echte en eerlijke prijzen’ (true pricing) voor voedsel. Dat werd tijd: in energie en transport bijvoorbeeld startten die discussies al 20, 30 jaar geleden. De landbouw- en voedselsector loopt in de idee- en beleidsvorming bepaald niet voorop. Dat zou wel moeten: de impacts van het landbouw- en voedselsysteem op de planeet zijn enorm. In 1996 maakten we met het bureau CE Delft waar ik toen leiding aan gaf een schatting van de kosten van de milieu- en klimaatschade van de Nederlandse landbouw.
We kwamen op een bedrag van 4,4 à 7,1 miljard gulden toen nog, voor de omvang van de sector toen. Dat is nu een vergelijkbaar bedrag in Euro’s, maar wel met de toenmalige omvang van de landbouwsector. Die schade was nog exclusief een paar wezenlijke impactfactoren op biodiversiteit, exclusief effecten stroomopwaarts ten gevolge van productie en import van bulkproducten zoals soja en palmolie, en exclusief gezondheidsschade en dierenonwelzijn. Recentere maatschappelijke kosten-batenanalyses, voor deelsectoren of andere landen (zoals Duitsland) laten een vergelijkbaar beeld zien: de maatschappelijke schade van de landbouw ligt in dezelfde ordegrootte als de toegevoegde waarde. Maar de schade wordt door de samenleving gedragen (belastingbetaler, toekomstige wereldbewoners, ontwikkelingslanden, dieren). De kosten komen niet op het bord van de consument terecht. Die zouden, volgens aloude welvaarts-economische principes wel in rekening moeten worden gebracht (geïnternaliseerd) om de welvaart optimaal te maken. Bij afgewentelde schade is de welvaart (in brede zin) minder groot dan deze zou kunnen zijn. Het huidige spoor van internalisatie waar nu – eindelijk – aandacht voor is, is echte en eerlijke prijzen voor producten. Het is bemoedigend dat daar de belangstelling sterk voor is gegroeid. Maar erkend moet ook worden dat deze route maar beperkt soelaas biedt. Gaat de consument vrijwillig een meerprijs betalen en verandert het gedrag in de gehele keten ervoor dan? Een klein percentage gaat dat naar verwachting doen, maar de rest? En hoe wordt dan op de producten gestuurd? Via de BTW? Via accijnzen en heffingen? Kan daarmee recht worden gedaan aan de enorme variatie in de praktijk in elke schakel van de keten, van zeer schoon tot zeer vervuilend? Het is goed dit spoor verder te ontwikkelen, maar er zullen grenzen zijn aan de effectiviteit ervan.
Financiële systeemprikkels
Daarom is de Transitiecoalitie Voedsel met een tweede spoor gestart, dat we vooralsnog financiële systeemprikkels hebben gedoopt. Dat bekt nog niet zo lekker, maar geeft wel aan waar het om draait: probeer daar waar in het landbouw- en voedselsysteem negatieve effecten ontstaan bij te sturen via met name financiële en fiscale prikkels. Dat geldt ook voor positieve effecten overigens, zoals de productie van meer biodiversiteit of van een aantrekkelijk landschap. Dat mag beloond worden. Waar we naar toe willen werken is een grondige en systematische analyse van de financiële en fiscale prikkels die de afwegingen en beslissingen in het landbouw- en voedselsysteem sturen. Dat is nodig om te bekijken of en hoe herziening van die prikkels mogelijk is. Die herzieningen kunnen geleidelijk worden doorgevoerd, zodat het voor de spelers in het systeem beter mogelijk is vooruit te kijken dan bij de incidentensturing die we de laatste tientallen jaren hebben gezien.
Immers, op zeker moment blijkt een extern effect zo groot dat een actiegroep of de rechter de ontwikkelingen een halt toeroept. Dan moet met stoom en kokend water worden bijgestuurd. Dan is Leiden – of Stroe of Den Haag – in last, omdat menigeen zo’n ogenschijnlijk abrupte bijsturing niet pikt. Maar het gaat in wezen om achterstallig onderhoud aan problemen die al tientallen jaren bekend zijn en even zo lang door pappen en nathouden onopgelost zijn gebleven. Totdat er een druppel is die de emmer doet overlopen. Het oogmerk van systematisch kijken en financieel sturen is om geleidelijk financiële en fiscale regimes te verschuiven zodat bedrijven goed kunnen anticiperen op veranderingen. Zo kunnen ze bijtijds bijsturen en innoveren.
Tom Kools is per 1 juni bij TcV gestart als projectleider financiële systeemprikkels om samen met kwartiermaker Jan Paul van Soest dit plan verder te ontwikkelen.