We treffen Jan Maarten voor een Zoom gesprek en er is weinig nodig om hem aan de praat te krijgen. Hier spreekt duidelijk een gedreven iemand met visie en ervaring in Gebiedsgerichte Aanpak. Een relaas van een succesvolle “bottom-up” aanpak die last heeft van overheidsbeleid.
Jan Maarten is verbonden aan Stichting Wij.land die zich sinds 2016 samen met boeren en natuurorganisaties bezighoudt met het herstellen van het westelijke veenweide landschap rond Amsterdam en Utrecht. Wat is daar aan de hand? Decennia intensief boeren gericht op voedselzekerheid heeft geleid tot bodemdaling waarbij broeikasgassen vrijkomen. Verder is water-, bodem- en luchtkwaliteit achteruit gegaan en biodiversiteit afgenomen. Daarnaast, en dat is minstens zo belangrijk, hebben boeren het gevoel dat ze klem zitten en met hun bedrijven geen toekomst hebben.
Om dit aan te pakken is Wij.land gestart om met boeren, natuurorganisaties, ondernemers, bedrijven en burgers, om tafel gaan zitten om te luisteren en te reflecteren zodat iedereen de kans krijgt te vertellen wat spannend, leuk, intrigerend of onaangenaam is aan het leven of het werken in dat landschap. Dat is volgens Jan Maarten waar het om draait bij een bottom-up aanpak: “goed luisteren zonder eigen agenda. Een dialoog starten en kijken waar de energie zit, om vervolgens tot actie over te gaan. Gezamenlijk aan de slag met een concrete activiteit in een gebied om zo tot een oplossing te komen. En accepteren dat oplossingen vaak om een “trial en error” aanpak vragen. Zo hebben we geëxperimenteerd met natte teelten. Ecologisch werkte dat wel, maar er bleek toen nog geen markt voor te zijn. Dus daar leer je dan van. Maar het afbouwen van kunstmest op veengrond bleek drievoudige winst op te leveren: meer bodemleven, minder kosten en minder emissies, met behoud van rendement”.
Deze aanpak heeft na vijf jaar veel positieve veranderingen opgeleverd in de kwaliteit van de bodem, water en biodiversiteit. Maar bovenal heeft het inspiratie en vertrouwen teruggebracht bij deelnemende boeren. Jan Maarten: “Uit een recente analyse is gebleken dat melkveehouders die in het verleden de keus maakten om hun bedrijfsvoering natuurinclusief te maken nu een beter inkomen en meer werkplezier hebben. Ze produceren minder melk, maar hebben hogere marges door een hogere prijs in combinatie met lagere variabele kosten.” Het aantal bedrijven dat verbonden is aan Wij.land is de afgelopen vijf jaar elk jaar verdubbeld – het zijn er nu 160, waarvan 70% gangbaar.
Jan Maarten ziet een groot risico bij wat de overheid nu de Gebiedsgerichte Aanpak noemt, maar wat feitelijk een top-down benadering is om bindende, ‘onontkoombare’ resultaatverplichtingen aan gebieden op te leggen. Hij stelt: “bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) zie ik vooral een stapeling van internationale eisen, maar geen oog voor sociale structuren, geen visie op de menselijke maat en geen visie op de rol van maatschappelijke organisaties en boer-burgerinitiatieven. En ik denk dat Gebiedsgerichte aanpak alleen succesvol is wanneer alle stakeholders meedoen. Daarbij is een harde hand vanuit de overheid een garantie voor veel weerstand in Nederland – en daarmee een garantie om de doelen niet tijdig te halen”.
“Kijk, ik snap ook dat Internationale verplichtingen maken dat de Nederlandse overheid met een goed plan van aanpak moet komen om de gezamenlijke opgaven op klimaat, stikstof, water en biodiversiteit te behalen. Maar wat de overheid moet doen is het bodem- en watersysteem leidend laten zijn en aangeven welke opgaven er liggen per gebied en welke doelen er behaald moeten worden. Vervolgens moeten boeren ook begeleid kunnen worden, een hulpvraag kunnen stellen aan een partij waar vertrouwen zit. Een partij die ook perspectief kan bieden, inspiratie kan brengen voor de transitie. De huidige focus op de (vrijwillige) uitkoopregeling maakt dat we minder aandacht hebben voor de boeren die wél willen. Daar moet óók in geïnvesteerd worden. Richt je dus op de boeren die binnen de nieuwe milieugrenzen willen boeren en investeer daar je geld in. Die zak geld is er; we zitten nu in een situatie waar middelen niet limiterend zijn, maar het vertrouwen in de overheid wel”.
Jan Maarten ziet ook nog een uitdaging om de lessen die Wij.land heeft geleerd in andere gebieden toe te passen. “Wij zijn continue op zoek naar de energie en de inspiratie vanuit de boeren en wij voeren projecten uit op een echt draaiend bedrijf. Wij hebben van daaruit bewijs van trends en psychologie: boeren zijn er financieel op vooruit gegaan; hebben meer plezier in het werk; en er is minder belasting op het milieu. Deze trends laten zien dat het binnen deze grenzen mogelijk is om regeneratief te boeren. Alleen, en nu komt het, dat zijn geen wetenschappelijk repliceerbare resultaten en nog moeilijk te kwantificeren. En ik ben bang dat maatregelen die in een Gebiedsgerichte Aanpak door de overheid worden gefinancierd wel kwantificeerbaar moeten zijn om juridisch houdbaar te zijn”. Dat leidt tot meer luchtwassers en minder aandacht voor “met de natuur mee” boeren. Dat moet de overheid oplossen want we hebben simpelweg niet de tijd om te wachten op alle wetenschappelijk bewijs”.
Nog een hobbel die Jan Maarten ziet opdoemen als de overheid de Gebiedsgerichte Aanpak gaat omarmen is het feit dat gebiedsgrenzen niet altijd overeenkomen met administratieve grenzen van Provincies en Gemeenten. De Rijksoverheid lijkt nu doelen te cascaderen langs deze administratieve grenzen. “Maar wat nu als een bedrijf grond heeft in twee Gemeenten of zelfs twee Provincies?” Dat maakt de boel onnodig ingewikkeld. Het moet duidelijk zijn dat de grenzen van een gebied en dus ook de daar te behalen doelen worden gedefinieerd op basis van bodem-water systemen in plaats van administratieve grenzen.
De laatste hartenkreet die Jan-Maarten slaakt: “boeren moeten kunnen verdienen aan alternatieve diensten”. Hij stelt: “nu is het zo dat als boeren aan landschapsbeheer of natuurherstel doen, ze daar alleen een onkostenvergoeding voor krijgen. Maar dan heb je als boer nog niets verdiend. Stel dat deze nieuwe dienst past in een aanpak om extensiever en met minder milieubelasting te gaan boeren, dan heeft de boer dus een winstgevende activiteit ingeruild voor een niet winstgevende activiteit. Als we dat als maatschappij willen dan moet de boer op bijvoorbeeld ‘het produceren van Grutto’s’ ook gewoon rendement kunnen maken”.
Meepraten of je mening delen? Klik hier om je reactie achter te laten op ons LinkedIn-kanaal.
Ondersteun onze oproep en teken mee
‘Regie op ruimte’
Op de hoogte blijven?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief en volg ons op LinkedIn en Twitter.
Sluit je aan
Transitiecoalitie Voedsel bestaat dankzij haar leden. Ook bijdragen en het werk van TcV mogelijk maken? Word lid.
Meer weten over het werk van TcV rond Duurzame Landbouw?
Neem contact op met kwartiermaker Willem Lageweg via willem@transitiecoalitievoedsel.nl
Lees hier ook zijn column: Gebiedsgerichte aanpak, een gamechanger?